logo
Populate the side area with widgets, images, navigation links and whatever else comes to your mind.
18 Northumberland Avenue, London, UK
(+44) 871.075.0336
ouroffice@vangard.com
Follow us
website marieke
marieke web
marieke web 2

Marieke, 41 jaar.

“Ik wilde haar gewoon een keer zien. De kans op een echt gesprek had ik al losgelaten na al die afwijzingen. Maar de drang om te weten hoe ze eruitzag en of ik op haar leek was groot. Ik was zo dichtbij, ik wist waar ze woonde, maar ik dacht; ‘wie ben ik om zomaar bij haar aan de deur te gaan staan en haar leven overhoop te gooien?’ Ze had immers meerdere keren duidelijk laten weten dat ze geen contact wilde.”

Ik heb me als kind vaak alleen gevoeld, had veel last van faalangst en voelde me een buitenbeentje. Ik heb veel moeite gehad in het omgaan met andere mensen, durfde eigenlijk niemand aan te spreken want ik wist geen gesprekken gaande te houden. Ik durfde mezelf en mijn gedachten niet te laten zien.

In de loop der jaren zocht ik steeds partners uit waar ik tegenop keek en die het woord voor me konden doen zodat alles ‘veilig’ was en bleef. Wanneer ik dan echt met iemand samen was stortte ik me juist teveel op die persoon. Het voelde heel krampachtig, bang om diegene weer kwijt te raken en dat ik weer alleen stond.

Ik heb dat gevoel van ‘alleen zijn’ eigenlijk altijd gekoppeld aan mijn verlegenheid, niet zozeer aan mijn adoptie. Want ik was pas drie maanden oud toen ik vanuit Duitsland naar Nederland ben gekomen. Ik ben geadopteerd door een gezin dat buitenaf woonde op een boerderij. Mijn adoptieouders komen zelf ook uit een boerengezin. Diepe gesprekken voeren of een arm om je heen was er niet bij thuis. Dat hadden zij zelf ook niet van hun eigen ouders meegekregen. Ik had altijd het gevoel dat mijn verhaal of mening er niet toe deed en werd weggevaagd. Waarom werd er niet naar mij geluisterd? Waarom werd ik niet gezien?

Hier sta ik. Ik ben er wel. En hoe.

 

Wat ik mijn adoptieouders zeker moet nageven is dat ze altijd achter mijn zoektocht naar mijn biologische familie hebben gestaan. Ik heb altijd de adresgegevens van mijn biologische moeder gehad en wist ik dat ik ook een oudere broer en zus had die wel samen bij haar waren opgegroeid. Toen ik een jaar of 18 was heb ik mijn biologische moeder een eerste brief geschreven. Ik kreeg vervolgens mijn eigen brief weer teruggestuurd met de mededeling dat ze niets met me te maken wilde hebben. Het voelde alsof ik weer werd achtergelaten. Ik heb het meerdere keren geprobeerd, verspreid over de jaren, maar telkens kreeg ik een knetterharde ‘nee’ terug. Na een keer of vijf wilde ik het opgeven. Dit had toch geen zin en deed alleen maar pijn.

Uiteindelijk kreeg ik wel contact met mijn halfbroer en halfzus die mij vonden via Facebook. Ze vertelden dat ik nog een oudere broer bleek te hebben, ook weer van een andere vader die mijn biologische moeder daar had achter gelaten als klein kind.

Inmiddels heb ik hen allemaal ontmoet. Het is niet in woorden uit te drukken hoe dat voelde. Vooral met mijn jongste broer Thomas is er een klik. We hebben veel dezelfde interesses en konden meteen urenlang met elkaar praten. Hij is vrachtwagenchauffeur net als ik. Hij woont nog steeds dicht bij mijn biologische moeder in de buurt en gaat nog regelmatig naar haar toe. Hij vertelde dat ze dus wel van mijn bestaan wisten maar dat er nooit over gesproken mocht worden.

Een paar jaar geleden kwam ik in een diep dal terecht nadat mijn relatie stuk liep. Ik schrok ervan dat ik mentaal zo ver kon gaan. Ik was echt alleen, dat waar ik altijd zo bang voor ben geweest was er ineens weer. Ik heb hulp gezocht en heb mezelf toch een schop onder mijn kont gegeven en met trots durf ik te zeggen dat het is gelukt.

Met de kracht die ik toen in mezelf heb gevonden wilde en durfde ik de stap te zetten die ik echt nodig had; een ontmoeting met mijn biologische moeder. Ik stond sterker in mijn schoenen; ‘ik heb ook wat te willen’.

Op een avond heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben ik met mijn jongste broer naar het huis van mijn biologische moeder gegaan. Hij was de enige die me bij haar kon brengen. Hij loodste me naar binnen en daar stond ik dan ineens oog in oog met haar. In eerste instantie werd ze een beetje boos op hem en zei; ‘Thomas, je weet dat ik dit niet leuk vind’. Maar toen ze me aankeek veranderde haar blik; ‘kom maar binnen’, zei ze.  Ik moest huilen. Haar een keer zien leek het hoogst haalbare en nu zat ik ineens bij haar op de bank en kon ik met haar praten.

Ze zei dat ze elk jaar op mijn verjaardag echt aan me dacht. En wat me nog het meest aangreep was haar verhaal over het afstaan; ‘toen je weg moest lagen er drie baby’s naast elkaar in de kamer in de opvang. Ik moest aanwijzen wie je was. Ik heb je letterlijk door het raam weg zien gaan in de auto.’ Mijn maag kromp ineen, vreselijk moet dit zijn geweest voor haar.

Dat beeld heb ik voor me; er staat een vrouw voor het raam die haar kind weg ziet gaan en waarschijnlijk nooit meer terugziet. Ik ben heel blij dat ze me dat verteld heeft. Zoveel afwijzingen al die jaren en dan hoor je zoiets. Dan is het toch wel anders dan je had gedacht.

Het is pas sinds de laatste jaren dat ik een enorme persoonlijke ontwikkeling heb doorgemaakt in het omgaan met anderen. En ik zie mezelf nu ook anders. Ik mag er zijn. Ik heb de gebeurtenissen uit mijn leven letterlijk en figuurlijk een plek gegeven. Je ziet het terug in mijn tatoeages. Hier sta ik. Ik ben er wel. En hoe.

Tekst: Kim van Schie   Fotografie: Ton Sondag